Fok Blog

Fok is een eigenzinnige roman over een jonge vrouw die de oceaan overzeilt en anders naar haar verleden leert kijken.

vrijdag 28 november 2014

Schrijven aan de Lek

Van november 2011 t/m januari 2012 was ik Writer in Residence bij Werk aan het Spoel in Culemborg. 



De wind giert om het atelier, een dijkhuisje net naast de weg. Mijn vingers ratelen over het toetsenbord. Ik zit in een pittige scene.

"Fok!" zegt ze met een brede grijns.
Lena antwoordt niet. Ze kijkt met opgetrokken wenkbrauwen naar Tara.
"Wel mot nou normoal doun, Lena," roept Jelle.
Iedereen in de cirkel staart haar aan. Dan begint Lena te lachen. De anderen volgen.
Tara's fok valt heel snel naar beneden. Harp voor harp glijdt haar woord langs de stag op de vloerbedekking. Ze wil iets zeggen, maar het lukt niet meer. Er zit een dikke o om haar keel geschroefd.

Dan wordt er op het raam geklopt. Een man met een hoog opgetrokken kraag heeft zijn voorhoofd tegen het raam gedrukt en kijkt naar binnen.  Oh ja, ik ben Writer in Residence. En dat betekent; de deuren van je atelier staan open.

Schrijven met open deuren
Kribbig laat ik de man binnen. Een deel van mij zit nog steeds in die klas. En achter de computer. Ik heb een beetje buikpijn.
Hij kijkt verdwaasd om zich heen. Hij is duidelijk op zoek naar een schilderij. Of een beeld.  Maar de muren en planken zijn leeg. En achterin staat mijn onopgemaakte bed. Uitgetrapte schoenen onder het bureau. Stapels papier.
'Eh, wat maakt u?' vraagt hij, al net zo ongemakkelijk als ik.
'Ik schrijf,' zeg ik kortaf.
'Oh wat interessant! Wat schrijft u?'
'Een roman.'
'Waarover?'
Ik wil hem vertellen dat ik dat niet weet. Ik ben nog aan het schrijven, ziet u. En het thema verandert in mijn handen. Maar dat alles is veel te moeilijk, vooral nu. Ik wil niet praten, ik wil schrijven.
Ik murmel iets over de zee, over land, over de scherpe kustlijn daartussen.

Als hij weg is, trek ik de rolgordijnen naar beneden en kruip weer achter mijn bureau. Maar de inspiratie is weg. Ik vraag me af welke kunstenaar dit wel kan. Tijdens het creatieproces een vrolijk praatje maken met bezoekers. Dat kan achteraf, maar toch niet tijdens de daad?

Schrijven over de zee
Ik doe de deur dicht en trek de uiterwaarden in.  Ik loop op mijn zware kisten, die ik ook in het boek draag. Stampend loop ik door de wind en de drassige uiterwaarden. Mijn wangen worden rood. Het lijkt hier op het wad. Watervogels, de geur van slik.

Langzaam loopt ze het schoolplein op. Iedereen bevriest. Lilian, Mandy en Lena stoppen met kletsen. Stap voor stap loopt ze over de tegels, haar stevige zolen en stalen neuzen maken een metaalachtig geluid dat tegen de muren van de school weerkaatst.

Ik hervind een gevoel van stevigheid. Als ik weer terug kom in mijn atelier, voelt het alsof ik thuis kom aan boord. Op een drooggevallen schip net achter de dijk. Ik schrijf over schommelende lampen aan het plafond. De geur van teer. Het geluid van klapperende zwaarden.

Vanaf het achterdek ziet ze hoe het water rondom het schip zich terugtrekt. Het is bijna windstil.

Daarna warm ik een maaltijd op in de magnetron. Ik heb hier geen kookstel. Ook geen douche. Alleen een karig keukenblokje en een wc. Ja, net een roef.

Schrijven in de nacht
En dan als het donker is, en De Veldkeuken aan de andere kant van de dijkweg haar deuren sluit, en er niemand meer is, stap ik het klaslokaal weer in. Nu is het veilig. Geen toeschouwers.

Na een pittig uurtje schrijven, loop ik naar buiten. Een kraakheldere sterrenhemel, ganzen roepen. Ik dans op mijn kisten op de verlaten dijkweg. Het metaalachtige geluid sterft weg in de nacht. Zo hoort het te zijn, Writer in Residence. Geen mensen, alleen de nacht, de rivier, het boek en ik.


Delen op een andere manier
De volgende dag besluit ik om buiten schrijftafels neer te zetten. Op elke windrichting eentje. Ik plak er schrijfopdrachten op. Daar mogen de mensen gaan zitten. En dan kunnen ze zelf schrijven.  Het ziet er gaaf uit. Die schrijftafels in de ochtendmist, naast de Lek, op een bunker, op de dijk. En het werkt. Mensen gaan er zitten en laten mij met rust. Af en toe geef ik een workshop. Dan staan mijn deuren open, maar daarna gaan ze weer dicht.

De gordijnen mogen open
Pas nu mijn roman af is, kan ik het delen. En over het schrijfproces praten. Op de plek waar ik eerst de gordijnen dicht trok, open ik ze nu. Ik deel schrijftips. Ik lees voor. In De Veldkeuken, op vrijdag 20 februari. Kom je ook langs? Ik stuur je deze keer niet weg ;)

http://www.wonder-word.nl/boekensoep.html






vrijdag 7 november 2014

Boek en Soep






FOK is voor een deel geschreven in het atelier in de uiterwaarden bij Werk aan het Spoel. Drie maanden lang schreef ik als Writer in Residence onder veranderende wolkenluchten, bij de geur van water en slik, bij het continue gegak van ganzen. Ik zat in in een 'schommelend huisje'. En dat is voor het schrijven van een avontuurlijke scheepsroman erg inspirerend. 

Daarom zal ik juist op deze plek voorlezen uit Fok en laten zien hoe de omgeving mij tot schrijven aanzette. Ik deel mijn vijf beste schrijftips en een aantal prikkelende schrijfoefeningen.


Lees hier meer over de workshop BOEK EN SOEP

woensdag 29 oktober 2014

Fok in de bibliotheek

FOK is nu ook te leen in 204 bibliotheken! Lees hieronder de recensie van Biblion. 

Schippersdochter Tara is een heel bijzonder kind. Ze gaat pas heel laat praten en haar eerste woord "Fok" geeft ook (onbedoeld) haar latere grote liefde voor het zeezeilen aan. Maar voor het zover is maken we Tara mee als een schoolkind dat het liefst aan de zijlijn staat, maar dat via een vriendinnetje betrokken raakt bij een vreselijke gebeurtenis op het water. Die achtervolgt haar ook bij haar latere zeilreis over de Atlantische Oceaan, waarbij ze een hard werkend lid van de bemanning en waar ze haar oude schoolvriendin weer ontmoet. In een beeldend, knap geschreven proza geeft de Nederlandse schrijfster (1976) gedeelten uit haar eigen leven weer, verwerkt tot fictie. Dit is het tweede boek van een schrijfster, die zelf vele jaren heeft in de zeilwereld, een journalistieke opleiding afrondde en haar eigen schrijfbedrijf heeft. Mede door de fraaie stijl en de spannende gebeurtenissen een psychologisch getinte roman die boven de middenmaat uitsteekt en velen zal kunnen boeien. 

maandag 20 oktober 2014

De lezer schrijft mee

Bijna dagelijks krijg ik mailtjes van lezers. Zoals vandaag, van oud-schrijfgenoot Yvonne.

"Prachtig. Zo mooi hoe je het meidengedoe beschrijft en het opgroeien in een bekrompen omgeving, het vastzitten in je eigen verhaal. En de universele laag die er in de loop van het verhaal steeds meer doorheen breekt. Personage Vikram: wauw! Het heeft me geraakt." 

En dat raakt mij dan weer. Dat mijn boek aankomt. En dat lezers de moeite nemen om mij te vertellen hoe ze Fok ervaren.

Een boek afmaken is eng
Het is spannend dat Fok gelezen wordt. Ik had wel eindeloos in mijn kleine schrijfwereldje willen verblijven. Lekker veilig achter mijn bureau, alleen met het verhaal en de personages. Geen buitenwereld.

Het is eng om te zeggen; nu is het af. Kan het boek echt niet beter? Wat zullen mensen er wel niet van vinden?

Iedereen leest Fok anders
Maar er gebeurt nu iets, dat tijdens het schrijven niet kon gebeuren. Fok komt tot leven buiten mijn macht om. Bij elke leesronde verandert het boek. Iedere lezer maakt het verhaal op zijn of haar eigen manier af. Fok is niet meer van mij.

Het is alsof lezers meeschrijven aan het boek. In ieders ogen verandert Fok van vorm, opbouw, thema, spanning. Ik krijg dingen terug die ik er niet bewust in had gestopt. Zo schreef iemand dat mijn personages zo onverwacht en verrassend zijn. Echt?

De schrijver en de lezer
Arnon Grunberg heeft zijn laatste novelle geschreven met elektroden op zijn hoofd en huid en camera's met emotie-herkenning gericht op zijn gezicht; zodat wetenschappers konden zien en meten wat er zoal in hem afspeelde tijdens het schrijven. Ze konden eigenlijk geen enkele emotie herkennen. Of dat ook betekent dat Arnon ze niet had, is niet helemaal duidelijk. Het ziet er naar uit dat Arnon, in ieder geval tijdens de eerste fase van zijn schrijfproces, niet blikt of bloost van wat hij opschrijft.

Het interessante is dat ze nu ook meten wat lezers ervaren als ze zijn werk lezen. Twee lezers hebben al aangegeven dat ze schaamte en woede voelden bij het lezen van zijn boek. Iets wat hij zelf niet voelde tijdens het schrijven. De definitieve uitslagen zijn nog niet bekend, maar het lijkt er op dat lezers emotioneel anders reageren op het verhaal dan de schrijver.

En dat vind ik mooi. De lezer beleeft zijn eigen verhaal. Omdat hij leest met zijn eigen gestel, hart en hersenen. Fok verandert bij elke leesronde. Het boek is nooit af.

Heb je Fok gelezen? Ik lees graag je leeservaring! Per mail of in de ruimte voor reacties hieronder.





donderdag 16 oktober 2014

Really adventurous

Really Pretty Things noemt Fok een Really Adventurous Book. "Mooi! Ook hoe Nanda Huneman speelt met de ontelbare ‘scheepstermen’ in het boek, vond ik bijzonder. En het thema in mijn ogen is: meelopen en erbij proberen te horen, of trouw zijn aan jezelf."



woensdag 8 oktober 2014

De roze fok

Is Fok op de waarheid gebaseerd of niet? Is het autobiografisch ? Die vraag krijg ik regelmatig. Maar het antwoord is zo simpel nog niet. In deze blog schrijf ik over het spanningsveld tussen fictie en non-fictie. 

Deze tekst heb ik voorgelezen tijdens de boekpresentatie van Fok in het Louis Hartlooper Complex in Utrecht op zaterdag 6 september 2014.



Het begon in India, ik zat voor een maand in een klooster. Mijn vorige boek over alleenstaande vrouwen in India was afgewezen door diverse uitgevers. Ik had de moed opgegeven. Maar het schrijfverlangen bleef.  

Non-fictie die geen non-fictie was
Ik besloot dat ik dit keer een roman ging schrijven – ik was klaar met de non-fictie die maar geen non-fictie wilde worden. Die term bestond niet in India – het land vol  magische godenverhalen, vol Indiase vrouwen die het met de waarheid niet zo nauw namen, die met het grootste gemak de ene keer dit en de andere keer dat zeiden.  
Deze keer ging ik  gewoon alles verzinnen. Dan hoefde ik me als journalist niet meer te verantwoorden.  Ik werd schrijver.

Fictie die geen fictie werd
Maar elke keer als ik de pen oppakte, kwam het wad op papier. Midden in droog en heet India begon ik te schrijven over nat, zout, zeewier, mossels en zeemeeuwen. Ik schreef over de  vrije bewegelijke jaren dat ik met mijn ouders op een tjalk woonde. Ik schreef over mijn eerste jaren dat ik niet sprak. Ik schreef over de moeilijke overgang naar het onbeweeglijke land en hoe ik daar als buitenbeentje ruw werd behandeld. Ik wilde daarvan weg – het was veel te waar wat ik schreef, ik wilde schrijver zijn, geen journalist, weet je nog pen? Maar mijn jeugd bleef zich aandienen. 

Waar of niet waar?  
Maar toen - na een paar weken schrijven gebeurde er iets bijzonders. Er ontstonden o’s in mijn verhaal. De zwijgende hoofdpersoon van drie jaar oud, ja ik dus, bleek een voorliefde voor o’s te hebben. Ze zag ze overal – in de wolken, in de fok, in de tros, in de golven, in de ogen van de zeehonden.  Omdat ik steeds automatisch had geschreven over dingen die waargebeurd waren, wist ik niet hoe ik dit moest interpreteren. Was dit nu een vergeten jeugdervaring die nu via de pen omhoog kwam? Of was het fictie?

Maar heel veel maakte het me niet uit, ik was zo geboeid door die O dat ik door bleef schrijven.  En opeens gebeurden er meer dingen die niet waargebeurd waren.  Ja, die pan met soep was echt over me heen gevallen, maar had geen O in mijn borst gebrand. Toch schreef ik dat op.  Pesterijen liepen op papier uit de hand.  En opeens stond ik op en sloeg de grootste pestkop op zijn harses, iets wat ik normaal nooit had gedaan. Nu werd het leuk! Dit was de fictie waar ik mee wilde spelen. Blijkbaar moest ik dus eerst naar mezelf luisteren, mijn eigen verhaal vertellen, voordat er speelruimte ontstond.

Persoonlijke waarheid
 Na de retraite ging ik naar druk Delhi. Het wad was ver te zoeken. Ik checkte mijn mail in een zweterig internetshopje. Een mail van Free Musketeers; ze wilden mijn boek uitgeven. Echt blij was ik niet. Ik belde een van mijn Indiase vriendinnen op.

‘They are going to publish the book,’ zei ik.
‘Oh but that is wonderful Nanda-ji,’ zong ze met haar Indiase accent.
‘No it is not!’ riep ik verhit. ‘ I do not know if it is true.’
‘True?’ vroeg ze. 
We waren even stil. Toeterende riksja’s,  kranten etende koeien, borrelende chai.
‘But I have told you my truth,’ zei zij.

Dat kwam aan. Deze vrouw, en zoveel andere vrouwen hadden hun verhaal openhartig verteld.  Ja, niet altijd even consequent, en buren waarschuwden me dat de vrouwen alles verdraaiden. Maar wat dan nog?  Ze waren oprecht en ik had de plicht om hun verhalen te publiceren. Daarom hadden ze alles aan mij verteld, om een stem te krijgen. En nu zat ik een beetje Nederlands te miepen over hoor en wederhoor.

Mijn fictieve waarheid 
Een zelfde soort plicht voelde ik naar mijn eigen verhaal. Dit boek moest er komen om mijn eigen stem te laten klinken. Na India was ik druk met het publiceren van Weduwes worden niet verliefd, Fok verschoof naar de achtergrond. Maar als een zandbank kwam het elke keer weer boven water en liep ik er regelmatig op vast. Wat wilde ik met dit verhaal?

Ik bleef onderzoekend doorschrijven. Regelmatig maakte ik op papier alles veel erger dan het  in werkelijkheid was. Dat hielp. Daardoor zag ik beter wat er aan de hand was. Ik had geen zin om me in te houden. Ik begon die Indiase vrouwen steeds beter te begrijpen. Soms is het nodig om te dramatiseren, bepaalde feiten weg te laten of juist aan te dikken, om het schrijnende van de situatie te laten zien. Juist doordat ik de fictie toeliet in mijn boek, werd mijn onderliggende gevoel steeds beter zichtbaar.   

Een universeel verhaal
Het is niet zo dat ik al die fictieve dingen nou heel bewust verzon. Net als de o kwamen ze zomaar op papier. Het was alsof ik het verhaal de ruimte gaf om een nieuwe vorm aan te nemen – zonder dat ik dat stuurde.

Pas veel later begon ik er bewust een fictief verhaal van te maken. Met een spanningsboog en een centraal verzonnen drama. Ik schreef een tweede lijn in het boek, van de negentienjarige Tara die de oceaan oversteekt.  Ik heb me laten inspireren door mijn eigen oceaanoversteek toen ik 18 was, maar in het boek gebeuren dingen die in het echt nooit zijn gebeurd.

Het werd steeds minder mijn verhaal en steeds meer een universeel verhaal over een jonge vrouw die haar stem en kracht vindt, die anders naar verleden leert kijken en er achter komt dat haar herinneringen niet altijd kloppen.  Zelfs binnen de fictie weten we niet wat waar of niet waar is.

Fok lezen met een roze bril
En nu, ongeveer zeven jaar later, sta ik hier in het LHC. Op dezelfde plek waar ik Weduwes worden niet verliefd presenteerde, presenteer ik FOK.  Fok is my truth, Maar dat wil dus niet zeggen dat het voor Nederlandse recht toe recht aan begrippen waar is.  Dit boek als het wad, waar af en toe de waarheid droogvalt, en dan weer onderspoelt onder een tij van fictie.

In mijn vorige boek eindig ik met een scene over het holifestival in India. Ik had verf op mijn lenzen gekregen en daardoor waren mijn ogen roze geworden. Ik schrijf: ‘De enige manier om naar India te kijken is met een roze blik. Met roze ogen is niet het een waar en het ander niet.  Roze ogen hoeven niet te weten of het Indiase schommelknikje ja of nee betekent.’

Roze ogen. Daar zitten een paar prachtige o’s in. De roze fok. Dat woord gaat in mijn top tien.  Vraag me niet wat waar is.  Waar is een woord zonder o’s – niets aan. Verzonnen – daarentegen mmm.  Dit boek is, net zoals mijn vorige boek, gemaakt om met roze ogen te lezen.



donderdag 2 oktober 2014

Inspiratie

Kom ik na een lange dag werken thuis, vind ik twee inspirerende linkjes in mijn mailbox!

Van Herman Bezema, enthousiaste lezer van Fok, die dit nummer van Linde Nijland hoorde en meteen aan Fok moest denken:



En van huisgenote Mirte kreeg ik een documentaire van Wildpark Nederland doorgestuurd, over een jonge vrouw, die, net als ik, opgegroeid is op het wad - erg herkenbaar. 

Dat is fijn thuiskomen.

woensdag 1 oktober 2014

'Meeslepende roman over de onbetrouwbaarheid van het geheugen'

"Fok is een mooi geschreven roman die de lezer van begin tot eind nieuwsgierig houdt met beschreven herinneringen die misschien toch anders blijken te zijn dan verwacht."

Mooie recensie over Fok op de site van Boekenbijlage.nl !


maandag 22 september 2014

Ongemakkelijk talent




Vrijdag was ik het op zevenjaarfeest van mijn uitgever Elikser in Leeuwarden. Jitske Kingma vroeg al haar schrijvers op het helverlichte podium van Tryater. Over elke schrijver wist ze iets unieks en complimenteus te zeggen. 

Zo geef ik ook schrijfles, dacht ik. En ik dacht aan de schrijfcursussen in Frankrijk, op Terschelling en aan Schrijfgenoten; hoe ik, en mijn collega Jeanet, schrijvers op een podium zetten en vertellen wat hun kracht is. En ik denk aan de schrijfworkshop over talent die ik gaf aan cliënten en ex-cliënten van het GGZ. Zij schreven over momenten dat ze lekker in hun vel zaten en over momenten dat ze niet bij hun talent konden.
Ik prees ze om de directheid en voelbaarheid van hun heftige voorbeelden. Ik bekrachtigde hun talent, niet hun tekortkomingen. Dat was voor velen nieuw, dat zag ik. Met iets meer zelfvertrouwen gingen ze verder met de volgende opdracht. 

Terwijl zij schreven, kreeg ik een paar berichtjes op mijn telefoon. Normaal check ik die niet tijdens een workshop, maar nu kon ik het niet laten. Het was een paar dagen na mijn boekpresentatie en ik kreeg het hele weekend al complimentjes binnen. 

Niet geslapen, stond er in eentje, je boek in een ruk uitgelezen.
Wat een spannend, poëtisch en ontroerend verhaal, stond er in de volgende.
Wow. Jemig. Poeh. Ik werd er ongemakkelijk van. 
Dat ik niet de enige ben die ongemakkelijk wordt van complimentjes is ook te zien op het Elikserfeest. De schrijvers op het veel te grote podium voor de veel te hoge tribune knikken verlegen op Jitske’s woorden, schuifelen met hun voeten, weten niet waar ze hun handen moeten laten, krijgen rode wangen. 
 
Ook ik. Zowel hier als op mijn eigen boekpresentatie, waar Jitske en Jeanet lovend over Fok spraken. Maar vooral toen ik zelf over mijn boek moest gaan praten.  Sta je daar opeens als schrijfdocent je eigen werk aan te prijzen. Mag dat wel? Kan dat wel? Laat mij maar stilletjes achter mijn bureau zitten of me richten op het werk van een ander. 

Maar als je eenmaal je boek hebt uitgegeven, kan dat niet meer. Dan is er een podium. En dan wordt er van je gevraagd daar echt te staan, in the spotlight, met je talent. Talent is iets krachtigs, maar ook iets kwetsbaars. We kennen allemaal, net zoals de cliënten van het GGZ,  momenten dat we geen contact hadden met dat talent. Dat talent plaats maakte voor onzekerheid, minderwaardigheid. Ik herinner me meneer Wollinga van de middelbare school, die niet geloofde in mijn droom om te zeilen, reizen, schrijven. Ik herinner me de afwijzingen van uitgevers – die niet spreken in opbouwende kritiek – maar die met een kort duidelijk zinnetje je werk neer sabelen. Geen stijl. Geen talent.

En op zo’n moment vraag ik me af of die positieve Jitske – met dat rare hoedje op met tien uitstekende stokjes-  ze wel allemaal op een rijtje heeft om zo over mijn werk te praten. Talent? Ik?
Maar dan denk ik aan mijn eigen rol als schrijfdocent. Ik meen het als ik een compliment geef – dat wil niet zeggen dat ik meteen de hele tekst goed vind – maar ik heb een antenne voor talent – voor dat wat goed is. En dat heeft Jitske ook, ze heeft letterlijk tien antennes op haar hoofd, voor goede boeken. En wat een zegen dat deze uitgever dat uitspreekt. Dat ze zichzelf de vleesgeworden positiviteit noemt.
Want – dat vraag ik me al jaren af – waarom breken uitgevers toch zo  rigoureus af wat wij als schrijfdocenten en schrijvers in jaren opbouwen? Waarom reageren zij niet wat opbouwender, positiever op sterk maar breekbaar talent? 

Het schrijven van een boek is doodeng, uitgeven nog enger. Alsof een intiem deel van jezelf opeens in tastbare vorm op tafel ligt. Papiergeworden talent. Zo zichtbaar worden is onwennig. Dat je je afvraagt of dat wel mag. Naakt op een podium staan. Maar als mijn mede-auteurs en cursisten dat doen, bewonder ik ze om hun eigenheid en oprechtheid.

Laten wij elkaars talenten blijven spiegelen. Omdat je van jezelf bijna niet kan zien wat je elikser is,  als een ander dat niet af en toe hardop zegt. 

Fragment uit Fok:

Meneer Wollinga vond dat ik moest studeren. Hij had mij en mijn moeder uitgenodigd voor een gesprek over de toekomst. Want hij ging - vond hij - over mijn toekomst. In zijn bruingele corduroybroek en gebreide trui zat hij voor ons, zijn hoofd lang, zijn haar licht grijzend.
'Tara, wat wil je studeren na je eindexamen?' vroeg hij toen we eenmaal plaats hadden genomen in het kleine kamertje met uitzicht over het lege schoolplein.
'Ik ga niet studeren,' zei ik kort maar krachtig.
'En wat ga je dan doen?' vroeg hij terwijl hij een korte samenzwerende blik richting mijn moeder wierp. 
'Ik ga de oceaan oversteken.'
'Wat vindt u daar nou van mevrouw Huizinga?' Weer die irritante glimlach.
'Ik vind het een prima plan, zei mama en ze beantwoordde zijn glimlach op precies de goede manier.
Een-nul. Sukkel.  

zaterdag 20 september 2014

Uitgeven op de geboortegrond


Maart 2014. Ik lig in bed met vier weken oude Lotus. Mijn wereld is klein - bestaat uit bed, baby, borsten. Mijn telefoon fluit- een whatsappje. Met mijn rozige melkhoofd open ik 'm, verwacht een felicitatie. Ik moet drie keer lezen. Leg Lotus even neer.

Ik heb je manuscript net gelezen.
Prachtig! Wat een bijzonder verhaal.

Wie is dit?

Ik wil graag met je over de uitgave spreken.

Wacht eens even.

Ik neem maandag contact met je op.

Verdomd de uitgever!

Mijn hoofd begint weer te werken. Dat is ook zo. Ik had een boek geschreven. En ik zocht een uitgever. De wereld wordt weer wat groter. Er bestaat naast de Baby opeens ook weer een Boek.

In de laatste maanden van mijn zwangerschap had ik de tijd en de geest om Fok nog een allerlaatste keer te herschrijven. Met mijn voeten op een kruk trok ik de kreukels uit het verhaal. De laatste correcties. Nadat ik van drie verschillende mensen de tip kreeg om die leuke uitgever Elikser in Leeuwarden eens te proberen, besluit ik dat in week 40 van mijn zwangerschap te doen. Ook al had ik er niet zoveel geloof meer in - want ik zal de zaken niet mooier voordoen dan ze zijn - ook ik had al een flink aantal afwijzingen van uitgevers binnen gekregen.

April 2014. Een maand na Jitske haar berichtje reis ik naar Leeuwarden. Vanaf Terschelling, waar mijn Lotusje bij haar opa en oma is, neem ik de boot in de vroege ochtend. Dat geeft mij een nostalgisch gevoel. Het wad als uitvalsbasis, de roze frisse ochtendlucht, de zoute waddengeur. En Leeuwarden, de schepen in de singel - mijn geboortestad.

September 1976. Mijn ouders wonen op het schip en mijn moeder staat op springen. Vlak voor de uitgerekende datum leggen ze de tjalk voor het oude Diakonessehuis in de Prinsentuin. Op het moment dat de weeën beginnen, wrikken ze met het roeibootje naar de andere kant van de singel en moeders waggelt naar het ziekenhuis. Daar - in een kamer met uitzicht op het schip - word ik op 11 september geboren. Het ziekenhuis is een verlengde van het schip - mijn vader komt regelmatig eten in de kraamkamer, de verpleegsters buurten op het achterdek. Mijn ouders hebben een 'bakkie' waarmee ze met elkaar spreken terwijl ze door het raam naar elkaar zwaaien. Mijn vader hoort vanuit de roef dat ik de hik heb. Leeuwarden is een verlengde van mijn scheepswieg.

April 2014. Elikser is een klein winkeltje op de hoek van de Ossekop - bomvol met boeken. En een bevlogen uitgeefster die vol enthousiasme over mijn boek praat. Ze had het boek in een ruk uitgelezen op Texel en was zo onder de indruk dat ze me meteen wapte. Het voelt goed, maar ook wat onwennig, zo'n positieve uitgever, na die keiharde afwijzingen.

Daarna zit ik op een terrasje aan de singel, in de lentezon. Ik weet het. Hier ga ik mijn boek uitgeven. Op mijn geboortegrond. Het voelt alsof ik mijn eigen verhaal terugbreng naar de plek waar het vandaan komt. Op de plek waar mijn vader aangifte deed van mijn geboorte, doe ik, twee maanden na de geboorte van mijn eigen dochter, aangifte, of zeg uitgifte - van mijn boek. FOK is officieel geboren. In Leeuwarden. Net zoals ik. 

vrijdag 5 september 2014

Boots in de Blokker




's Ochtends in de keuken. Ik vraag huisgenote of ze These boots are made for walking wil spelen op mijn boekpresentatie. Omdat dat nummer een belangrijke rol speelt in Fok. We neuriën het liedje en het blijft in mijn hoofd hangen als ik naar boven loop. Ik besluit vandaag mijn cowboy laarzen met Marokkaans tapijt aan te doen, dat past.

Ik fiets naar de stad en voel me stevig. Ja, zo voelde Tara zich ook op haar legerkistjes met stalen neuzen. De wind door mijn haren, frisse bijna herfst wind op de wangen - de Utrechtseweg lijkt opeens op de zee.

Als ik de Blokker in loop op zoek naar Tupperware bakjes, ben ik dat stevige zeemansgevoel meteen kwijt. Het ruikt er goedkoop. En ik moet denken aan de nieuwe autobiografische roman Vertrouwd Voordelig. Peter Middendorp heeft zich ook laten inspireren door zijn jeugd in het Noorden van het Land, niet als schippersdochter, maar als Blokkerszoon. 'Ik had het gevoel dat er altijd een zweem van korting om me heen hing,' zei hij. Ik ruik die korting - ze ruikt naar glassex en grijs tapijt.

Ik loop bijna weer naar buiten - laat maar zitten die bakjes - als ik een van de verkoopster hoor neuriën: These boots are made for walking.. (en dit is geen fictie...) Stevig stappend haalt ze me in.
'Hoe weet je dat ik dat nummer in me hoofd heb?' vraag ik verbaasd. Ik zweer dat ik niet onbewust aan het zingen was.
Ze bekijkt me van top tot teen.
'Volgens mij zag ik jouw laarzen en toen kwam dat nummer in me op.'
'Dat meen je niet!' lach ik. Mijn hoofd zit in de blokker, maar mijn voeten zingen hun eigen lied.

Ik loop door en sla mijn slag. Vier doosjes voor de prijs van drie. Korting ruikt opeens naar vrijheid, zeewier en westenwind.

Fragment uit Fok: 

'Ik nam meteen de trein vanuit Amsterdam naar Duitsland. Of eigenlijk deed ik het niet, mijn schoenen deden het. Ze liepen op mij vooruit, zoals ze dat veel vaker hebben gedaan. In de trein deunde dat liedje door mijn hoofd. These boots are made for walking, and that's just what they'll do. One of these days these boots are gonna walk all over you. Deze schoenen roken avontuur en hadden lak aan mijn gebroken hart, lak aan mijn goede voornemen om nooit, nooit meer met Jitse te gaan varen.'




woensdag 3 september 2014

Fok naar de creche




De eerste wendag op de crèche van mijn dochtertje Lotus. Als ik haar uit de kinderwagen til, kijkt ze aandachtig om zich heen. Wijdopen blauwe ogen, een lach. Ze slaapt dus meestal een uur, herhaal ik voor de derde keer en ze is ongeveer twee uur wakker en als ze het hapje fruit niet wil eten dan... ja, ja, ja, ga nou maar, knikt de leidster, het komt goed. Terwijl ik met lood in mijn schoenen vertrek, rolt Lotus van buik naar rug en van rug naar buik op de mat op de grond.

Ik zet mijn paarse rugzakje vol boeken in de kinderwagen en loop naar de boekhandel om mijn andere kind - Fok - uit handen te geven. Ik heb er een zwaar hoofd in. Ik weet nog goed hoe dat bij mijn vorige boek ging.
Veel te specifiek, dat verkopen we niet, zeiden boekhandelaars. De kaft is niet commercieel genoeg. Boeken over reizen verkopen niet. Indiase vrouwen? Nee, probeer het maar ergens anders.
En ik maar praten als brugman: het is niet echt een reisboek, het is eerder een journalistiek boek. En zo specifiek is het ook weer niet, alleenstaaande vrouwen vind je overal. Ze eet om de drie uur en ze slaapt meestal een uur. Ja, ja, ja - ga nou maar.

Het is moeilijk om iets uit handen te geven waar je zo lang en zorgvuldig voor hebt gezorgd. Alsof je een deel van jezelf weggeeft - aan wildvreemden.

Ik loop Bouman Boeken in De Bilt binnen.
'Ik heb een boek geschreven, zeg ik. ' Een hele kinderwagen vol.'
En ik wijs naar de stapel Fok in de kinderwagen.
'Goh, wat lacht ze leuk,' zegt de winkeleigenaresse.
'Misschien willen jullie Fok wel verkopen,' zeg ik voorzichtig. 'Het boek gaat over...'
'Stop,'  zegt de vrouw achter de balie.
Nu al, denk ik.
'Het boek gaat over een meisje dat opgroeit op zee, ze zwijgt heel lang en de enige woorden die ze kent komen uit het scheepsvocabulaire. Dan gaat ze op land wonen en komt in een dorp waar ze alleen maar dialect spreken. Klopt dat?' vraagt ze.
'Eh ja,' mompel ik overrompeld.
'Ik heb er over gelezen in de boekenkrant, ik vond de titel erg overtuigend.'
Fok, dit is geweldig! Ik kijk om me heen. Dit is een goede boekhandel. En deze vrouw kent mijn boek.
'Natuurlijk gaan we het verkopen.'

Als ik na drie boekhandels, die allemaal enthousiast ja zeggen, terug loop naar de crèche, zweef ik bijna.

'Ging het goed?' vraag ik aan de leidster. Natuurlijk is het nog veel enger om mijn kind uit handen te geven dan mijn boek.
'Super,' zegt de leidster. 'Ze heeft twee uur geslapen en een heel bakje fruit op.'
'Echt waar?' vraag ik verbaasd. Dat is veel meer dan thuis. Daar eet ze bijna geen hap.

En terwijl ik met een lichte rugzak en een wagen vol wakker, goedgevoed kind weer naar huis rijd, voel ik hoe goed het is om los te laten. Als je iets dierbaars overgeeft aan de wereld, op het juiste moment, kan het groter groeien dan wanneer je het krampachtig vasthoudt. Het is eng, maar het klopt, Lotus en Fok zijn gemaakt om te leven in deze grote mensenwereld. En ik help ze daarbij. Stapje voor stapje.

Fragment uit Fok:

Als ze weer op school komt, rent ze meteen naar Lena, die bij het raam staat. 
'Hallo, ik ben Tara,'  zegt ze. Ze heeft goed en veel geoefend. 
Lena zegt niets. Ze draait zich om en kijkt naar buiten. Wat is daar? Een tractor rijdt heen en weer. Hij maait het graan.  Stof waait op. De lucht is grijs. Het klimrek op het plein is leeg. De glijbaan roest, net als het voordek. 
'Ik praat,' zegt Tara. 'Heel veel woorden.' 
Glimlacht Lena nu? Ziet ze dat goed?
'Doe bist mie ook aine.' 
Lena verstaat haar niet goed. Ze heet geen Aine. 'Ta-ra,' zegt ze langzaam. 
Ze voelt een lichte paniek opkomen. Ook Lena praat met van die rare woorden. Ze heeft de verkeerde taal geleerd. Een taal die je alleen op zee spreekt. Waarom heeft niemand dit haar verteld? 
Jelle en Mark komen erbij staan. 
'Proat ze?' vraagt Jelle.
'Zegt ze oink oink?' vraagt Mark, terwijl hij met zijn ellebogen wappert alsof hij een zeehond is. 
'Fok joe, dou normoal, zegt Lena tegen de jongens terwijl ze weg beent.
Het woord komt als een schok binnen bij Tara. 
Fok! Lena kent haar woord. Fok, ze zei het echt, fok!



donderdag 28 augustus 2014

Ankerwacht via de telefoon



Mijn eerste interview. De journaliste vraagt: waarom woonden jullie eigenlijk op een schip?
Ik ben even stil. Waarom? Da's toch logisch. Of niet?
's Avonds op de bank schakel ik via de familie-groepsapp mijn ouders en broer in. Waarom woonden wij vroeger in godsnaam op een tjalk op de Waddenzee?

Was weer wat anders dan paard en wagen, schrijft broer.
We konden geen goed huis vinden, schrijft moeder.
Hallo, mag het iets romantischer, vraag ik.
Omdat het avontuurlijk en vrij voelde, zegt moeder.
Dat lijkt erop, schrijf ik.
Omdat het wad thuis is, maar dat het nogal lastig is om een huis op het wad te bouwen, zegt broer.
Ah, raak, vinden we allemaal.

Als we een huis konden bouwen in de slik, hadden we dat gedaan.

Mij is het wel gelukt, schrijft mijn vader. Hij zit voor zijn de boswachterskeet op de punt van de Boschplaat van Terschelling. Zo goed als in het wad. Hij stuurt een filmpje. Een zwart beeld met af en toe de flits van de vuurtoren van Ameland. En dan een foto van een bizar heldere sterrenhemel. Hierom, schrijft hij.

Wij woonden op het wad om de donkere nachten, de vuurtorens aan de horizon en de sterren die je niet tellen kon. En om het geluid van het water dat langzaam opkomt, voegt moeders toe.

Wij woonden op een schip, maar eigenlijk woonden we in een landschap. Wij woonden in het wad. Ik kijk nog even naar de sterrenhemel op mijn Samsungscherm. Even ben ik weer aan boord. Alles schommelt en ruikt naar slik en wier.

En nu ga ik een eitje bakken, zegt mijn vader. Samen, achter de telefoon, houdt de hele familie ankerwacht, net als vroeger.


Fragment uit Fok:

"We zwijgen. De motor dreunt gestaag door. De nacht lost langzaam op in de dag. Ik ruik gebakken eieren. Opeens zie ik het donkere roefje van De Hoop voor me, waarin ik altijd met mijn vader ankerwacht hield, af en toe liepen we naar het voordek om met een zaklamp te checken of het anker nog hield. Met de kragen omhoog tegen de kou. Maar dat anker kon me niet zoveel schelen, het ging mij voornamelijk om de eieren. Die bakte mijn vader op het tweepitsfornuisje, met een kapotte dooier en gesmolten kaas. Die aten we zwijgend op, terwijl de rest lag te slapen, alleen pap en ik en de nacht. Als de petroleumlamp aan het plafond stopte met schommelen was onze wacht voorbij. Dan zaten we aan de grond en konden we niet meer losslaan. 
Zo zit ik hier nu ook met Simon. Alleen wij, het water, de komende ochtend, de zwermen kokmeeuwen rondom het vissersbootje dat zijn netten optrekt en de geur van gebakken eieren."




Schrijven is (ont)knopen

Op Boekschrijven.nl heb ik een blog geschreven over het (ont)knopen van een verhaallijn.