Is Fok op de waarheid gebaseerd of niet? Is het autobiografisch ? Die vraag krijg ik regelmatig. Maar het antwoord is zo simpel nog niet. In deze blog schrijf ik over het spanningsveld tussen fictie en non-fictie.
Deze tekst heb ik voorgelezen tijdens de boekpresentatie van Fok in het Louis Hartlooper Complex in Utrecht op zaterdag 6 september 2014.
Het begon in India, ik zat voor een maand in een klooster. Mijn vorige boek over alleenstaande vrouwen in
India was afgewezen door diverse uitgevers. Ik had de moed opgegeven. Maar het schrijfverlangen
bleef.
Non-fictie die geen non-fictie was
Ik besloot dat ik dit keer een
roman ging schrijven – ik was klaar met de non-fictie die maar geen non-fictie
wilde worden. Die term bestond niet in India – het land vol magische godenverhalen, vol Indiase vrouwen die
het met de waarheid niet zo nauw namen, die met het grootste gemak de ene keer dit en de andere keer dat zeiden.
Deze keer ging ik gewoon alles verzinnen. Dan hoefde ik me als
journalist niet meer te verantwoorden.
Ik werd schrijver.
Fictie die geen fictie werd
Maar elke keer als ik de pen oppakte, kwam het wad op
papier. Midden in droog en heet India begon ik te schrijven over nat, zout,
zeewier, mossels en zeemeeuwen. Ik schreef over de vrije bewegelijke jaren dat ik met mijn ouders
op een tjalk woonde. Ik schreef over mijn eerste jaren dat ik niet sprak. Ik
schreef over de moeilijke overgang naar het onbeweeglijke land en hoe ik daar
als buitenbeentje ruw werd behandeld. Ik wilde daarvan weg – het was veel te waar
wat ik schreef, ik wilde schrijver zijn, geen journalist, weet je nog pen? Maar
mijn jeugd bleef zich aandienen.
Waar of niet waar?
Maar toen - na een paar weken schrijven gebeurde er iets
bijzonders. Er ontstonden o’s in mijn verhaal. De zwijgende hoofdpersoon van
drie jaar oud, ja ik dus, bleek een voorliefde voor o’s te hebben. Ze zag ze overal
– in de wolken, in de fok, in de tros, in de golven, in de ogen van de
zeehonden. Omdat ik steeds automatisch
had geschreven over dingen die waargebeurd waren, wist ik niet hoe ik dit moest
interpreteren. Was dit nu een vergeten jeugdervaring die nu via de pen omhoog
kwam? Of was het fictie?
Maar heel veel maakte het me niet uit, ik was zo geboeid
door die O dat ik door bleef schrijven.
En opeens gebeurden er meer dingen die niet waargebeurd waren. Ja, die pan met soep was echt over me heen
gevallen, maar had geen O in mijn borst gebrand. Toch schreef ik dat op. Pesterijen liepen op papier uit de hand. En opeens stond ik op en sloeg de grootste
pestkop op zijn harses, iets wat ik normaal nooit had gedaan. Nu werd het leuk!
Dit was de fictie waar ik mee wilde spelen. Blijkbaar moest ik dus eerst naar
mezelf luisteren, mijn eigen verhaal vertellen, voordat er speelruimte
ontstond.
Persoonlijke waarheid
Na de retraite ging ik naar druk Delhi. Het wad was ver te
zoeken. Ik checkte mijn mail in een zweterig internetshopje. Een mail van Free
Musketeers; ze wilden mijn boek uitgeven. Echt blij was ik niet. Ik belde een
van mijn Indiase vriendinnen op.
‘They are going to publish the book,’ zei ik.
‘Oh but that is wonderful Nanda-ji,’ zong ze met haar
Indiase accent.
‘No it is not!’ riep ik verhit. ‘ I do not know if it is
true.’
‘True?’ vroeg ze.
We waren even stil. Toeterende riksja’s, kranten etende koeien, borrelende chai.
‘But I have told you my truth,’ zei zij.
Dat kwam aan. Deze vrouw, en zoveel andere vrouwen hadden
hun verhaal openhartig verteld. Ja, niet
altijd even consequent, en buren waarschuwden me dat de vrouwen alles
verdraaiden. Maar wat dan nog? Ze waren
oprecht en ik had de plicht om hun verhalen te publiceren. Daarom hadden ze alles
aan mij verteld, om een stem te krijgen. En nu zat ik een beetje Nederlands te
miepen over hoor en wederhoor.
Mijn fictieve waarheid
Een zelfde soort plicht voelde ik naar mijn eigen verhaal.
Dit boek moest er komen om mijn eigen stem te laten klinken. Na India was ik
druk met het publiceren van Weduwes worden niet verliefd, Fok verschoof naar de
achtergrond. Maar als een zandbank kwam het elke keer weer boven water en liep
ik er regelmatig op vast. Wat wilde ik met dit verhaal?
Ik bleef onderzoekend doorschrijven. Regelmatig maakte ik op
papier alles veel erger dan het in
werkelijkheid was. Dat hielp. Daardoor zag ik beter wat er aan de hand was. Ik
had geen zin om me in te houden. Ik begon die Indiase vrouwen steeds beter te
begrijpen. Soms is het nodig om te dramatiseren, bepaalde feiten weg te laten
of juist aan te dikken, om het schrijnende van de situatie te laten zien. Juist
doordat ik de fictie toeliet in mijn boek, werd mijn onderliggende gevoel steeds
beter zichtbaar.
Een universeel verhaal
Het is niet zo dat ik al die fictieve dingen nou heel bewust
verzon. Net als de o kwamen ze zomaar op papier. Het was alsof ik het verhaal
de ruimte gaf om een nieuwe vorm aan te nemen – zonder dat ik dat stuurde.
Pas veel later begon ik er bewust een fictief verhaal van te
maken. Met een spanningsboog en een centraal verzonnen drama. Ik schreef een
tweede lijn in het boek, van de negentienjarige Tara die de oceaan oversteekt. Ik heb me laten inspireren door mijn eigen
oceaanoversteek toen ik 18 was, maar in het boek gebeuren dingen die in het
echt nooit zijn gebeurd.
Het werd steeds minder mijn verhaal en steeds meer een
universeel verhaal over een jonge vrouw die haar stem en kracht vindt, die
anders naar verleden leert kijken en er achter komt dat haar herinneringen niet
altijd kloppen. Zelfs binnen de fictie
weten we niet wat waar of niet waar is.
Fok lezen met een roze bril
En nu, ongeveer zeven jaar later, sta ik hier in het LHC. Op
dezelfde plek waar ik
Weduwes worden niet verliefd presenteerde, presenteer ik
FOK.
Fok is my truth, Maar dat wil dus niet
zeggen dat het voor Nederlandse recht toe recht aan begrippen waar is.
Dit boek als het wad, waar af en toe de
waarheid droogvalt, en dan weer onderspoelt onder een tij van fictie.
In mijn vorige boek eindig ik met een scene over het
holifestival in India. Ik had verf op mijn lenzen gekregen en daardoor waren
mijn ogen roze geworden. Ik schrijf: ‘De enige manier om naar India te kijken
is met een roze blik. Met roze ogen is niet het een waar en het ander niet. Roze ogen hoeven niet te weten of het Indiase
schommelknikje ja of nee betekent.’
Roze ogen. Daar zitten een paar prachtige o’s in. De roze
fok. Dat woord gaat in mijn top tien.
Vraag me niet wat waar is. Waar
is een woord zonder o’s – niets aan. Verzonnen – daarentegen mmm. Dit boek is, net zoals mijn vorige boek,
gemaakt om met roze ogen te lezen.